Genealogie van de oude Kamper familie Morre (15de eeuw – 18de eeuw)

Genealogie van de oude Kamper
familie Morre

(15de eeuw – 18de eeuw)

Met korte aantekeningen over de oudste Kamper Morre’s die niet in deze genealogie kunnen worden ingepast.

Samengesteld door Kees Schilder

Kamper genealogische en historische bronnen deel ?

Februari 2018

______↓______


|pag. 1|

De Kamper familie Morre

Van de 13 de eeuw tot in de 18de eeuw hebben leden van de familie Morre in Kampen gewoond. Hoewel er geen bronnen uit de 13de eeuw zijn waarin Morre’s worden genoemd, mogen we er wel van uitgaan dat leden van die familie, die in de periode 1318-1350 in tientallen bronnen worden genoemd en als handelingsbekwame mensen moeten worden beschouwd, in de voorgaande eeuw geboren waren. Met de families Van Holtsende, Voorne, Van Oenden, Van den Vene, Kenneken, Riet en Van Wilsem behoorden zij tot de oer-Kampenaren.
Hoewel de Morre’s vanaf het laatste kwart van de 16de eeuw jonkers en joffers worden genoemd, kan niet worden vastgesteld dat zij edelen waren. Zij waren door huwelijken verbonden met de adellijke families Van der Vecht, Van Haersolte, Van Ittersum, Van IJsselmuiden en anderen en daarom werden zij door tijdgenoten ook als edelen beschouwd, maar van zogenaamde riddermatigheid was geen sprake.

De eerste Morre’s worden aangetroffen in het register dat de Oudste Foliant wordt genoemd.
De schepenakten die in dit register voorkomen, geschreven in het Latijn en het Middel-Nederlands, zijn bewerkt en gepubliceerd door dr. J.A. Kossmann-Putto.1 [1. Dr. J.A. Johanna Kossmann-Putto, Kamper Schepenakten 1316-1354 (Zwolle, 1955).]
Daarna wordt de familienaam Morre nog dikwijls aangetroffen in het Collectorium,2 [2. OAK, inv. nr. 7.] in stukken die te maken hebben met de Oostzeehandel en de Hanze en in diverse registers uit het Oud Archief en Rechterlijk Archief.

Van Morre’s die genoemd worden in bronnen uit de 14de eeuw en van enkele tientallen uit latere eeuwen is geen aaneensluitende stamboom te maken. Pas vanaf het begin van de 15deeeuw is het mogelijk van een familie Morre een tamelijk betrouwbare genealogie samen te stellen.
De niet in deze genealogie te plaatsen Morre’s worden aan het einde van dit artikel in het kort genoemd.

Op 27 februari 1414 verklaren Alijt, de weduwe van Herman Gleuweken, en haar zoon Willem Morre Hermanszoon dat zij aan Diric Rover een stuk land op de Brink naast Grafhorst hebben verkocht. Aan de akte hangen de beschadigde zegels van Willem en Wolter Morre.3 [3. OAK, inv. nr. 375.]
Dezelfde Alijt en haar zoon Willem Morre verhuren op 28 juli 1416 twee huizen in Grafhorst.
Een deel van de jaarlijks huur geven zij op 12 september 1416 aan de Heilig-Sacramentsmemorie in Kampen. De laatste akte werd bezegeld door twee schepenen van Grafhorst en door Willem Morre.4 [4. Archief van de Armenkamer, inv. nr. 145 en nr. 154.]

______↓______


|pag. 2|
 
 
Zegel van Willem Morre, R. 191
27 februari 1414

Zegel van Wolter Morre, R. 191
27 februari 1414

Zegel van Willem Morre, R. 149
12 september 1416

Familiewapen Morre in een sluitsteen van het gewelf in de kooromgang van de Sint-Nicolaaskerk in Kampen aan de oostzijde
Foto Gerrit Eijlander

______↓______


|pag. 2a|

Stamboom van de Kamper familie Morre

______↓______


|pag. 3|

Genealogie Morre

I Willem Morre [?]

Een aaneensluitende stamboom kan pas worden gemaakt vanaf de Morre die waarschijnlijk de hierboven genoemde Willem was 5 [5. De erfgenamen van Willem Morre worden genoemd in een akte van 15 juli 1447, als belenders van een huis in de Oudestraat (RAK inv. nr. 53, fol. 42v).] en die getrouwd was met Femme, dochter van Gerbert Evertsz. Een van Femme’s zonen was Herman Morre, die misschien was genoemd naar de hierna genoemde Herman Gleuweken.(zie blz. 24)
Femme hertrouwde na de dood van haar eerste man -met welke zij niet in de bronnen voorkomt- met Dirk ten Broeke.
Op 9 november 1447 verschenen Dirk ten Broeke en zijn vrouw Femme voor de schepenen en droegen over aan Herman en Berent Morre, kinderen van Femme, een zesde deel van een huis en erf in de Oudestraat, gelegen tussen de huizen van Jacob Witte en Jan Ludekensz van den Vene. Dit huis behoorde voor de helft toe aan Femme en voor de andere helft aan haar twee zonen voornoemd. Dit huis had een uitgang in de Hofstraat.6 [6. RAK, inv. nr. 53, fol. 44. Een achteruitgang in de Hofstraat betekent dat het huis bovenstrooms van de IJsselbrug lag.]
Dat Femme een dochter was van Gerbert Evertsz staat in een akte van 4 januari 1455. Op die datum verkochten Femme, dochter van Gerbert Evertsz, en haar man Dirk ten Broeke de helft van een huis, staande bij de Nieuwe Muur, waarvan koper Jacob Jonge de andere helft al in bezit had. Femme’s zonen Herman en Berent Morre consenteerden in deze verkoop.7 [7. RAK, inv. nr. 53, fol. 80v.]
De enige Gerbert/Gerbrant Evertsz die in de bronnen uit het midden van de 15 de eeuw wordt genoemd was lid van de Gezworen Gemeente 1436-1442 en lid van de Raad 1445-1448 of later. Hij was ongetwijfeld de vader van Femme.8 [8. Alle personen die in Kampen in de periode 1286-1808 openbare functies hebben bekleed, staan vermeld in: K. Schilder, Van Raad tot Municipaliteit, deel 2 (Kampen, 1985).]
Van Femme’s zoon Herman Morre, die als eerste in drie akten wordt vermeld (9 november 1447, 6 maart 1453 en 4 januari 1455) zijn geen andere mogelijke bronnen gevonden dan een vermelding van een geprofeste monnik Herman Morre over wiens nalatenschap Willem Morre en enkele anderen in 1488 een proces voerden.9 [9. Liber Causarum (RAK inv. nr. 2) fol. 25.]

In een akte van 15 april 1455 draagt een zekere Mette Gerbertsz onroerend goed over, waarbij zij wordt geassisteerd door Dirk ten Broeke en Berent Morre als mombers.10 [10. RAK, inv. nr. 53, fol. 83.] Deze Mette was waarschijnlijk een zuster van Femme Gerberts, de moeder van Berent.

II Berent Morre

Zijn naam komt voor het eerst voor in de hiervoor genoemde akte van 9 november 1447 en daarna in tientallen andere akten, die handelingen beschrijven van de meest uiteenlopende zaken. Omdat hij in de jaren 50 van de 15de eeuw al handelingsbekwaam was, moeten we er van uit gaan dat hij in het eerste kwart van die eeuw geboren is.
In een akte van 7 juli 1458 wordt een huis in de Oudestraat genoemd dat op de hoek van de Vismarktsteeg stond en dat aan de achterzijde tot de IJssel strekte. Het belendende pand was van Berent Morre. Dit hoekpand wordt in 1466 opnieuw genoemd. De ene belending is dan weer het huis van Berent Morre en de andere belending is de straat bij het raadhuis waardoor men naar de brug gaat.11 [11. RAK, inv. nr. 53, fol. 101 en fol. 126v.] Het hoekpand werd in de akte De Pellicaen genoemd en is daarmee te traceren als het pand op de hoek van de Vispoort dat pas in 1930 werd gesloopt om de smalle steeg te verbreden.

______↓______


|pag. 4|
 

[]
Op deze ansichtkaart van omstreeks 1899 is nog de smalle Vispoort (vroeger de Schepensteeg) te zien met op de hoek het in 1930 afgebroken huis De Pelicaan.
Berent Morre woonde in de 15de eeuw naast De Pelicaan. Het huis waar hij in woonde, is nu (anno 2018) het hoekpand.

In een akte van 5 november 1463 verkopen Berent Morre en zijn vrouw Femme -die hier voor het eerst genoemd wordt- aan Johan de Witte de helft van een huis bij de Nieuwe Muren, waarvan Femme’s broers, zonen van Johan van Thije, de andere helft in bezit hebben. Haar vader was dus Johan van Thije, een man uit een aanzienlijke familie.12 [12. RAK, inv. nr. 53, 125.]
Berent had nog meer onroerend goed, in 1467 is hij voor een vierde deel eigenaar van een huis op de Burwal, in 1469 verkopen hij en zijn vrouw een huis bij de Nieuwe Muren nabij de Oude Paardentoren en in 1480 wordt hij genoemd als eigenaar van een huis in de Oudestraat dat strekte tot de Nieuwstraat.13 [13. RAK, inv. nr. 53, fol. 15v, fol. 28v, fol. 132v, fol. 141v.]
Ook in andere transportakten wordt Berent al dan niet met zijn vrouw Femme genoemd als koper, verkoper of belender van onroerend goed. In tientallen aktes wordt hij genoemd als momber (voogd) van vrouwen en minderjarigen, als schuldeiser, als bemiddelaar, als reder en als koopman. Hij had zaakgelastigden in Noorwegen 14 [14. RAK, inv. nr. 76, fol. 58 en fol. 60, 1481 en 1482, Dietmer Vale en Arent Ottensz hadden Berent Morre vertegenwoordigd in Noorwegen. Berent had hen geheel voldaan.] en hij werd zelf eens door iemand gemachtigd om in het Hanzekantoor in Londen, dat de Staalhof werd genoemd, geld in te manen.15 [15. RAK, inv. nr. 75 en 76, meer dan dertig akten, opgemaakt in de jaren 1474 tot en met 1482.]
Vanuit Noorwegen liet hij wilde dieren overkomen, die hij doorverkocht aan de Franse koning Lodewijk XI, die er een particuliere dierentuin op na hield.16 [16. Dr. H.A. Poelman, Bronnen tot de geschiedenis van den Oostzeehandel (’s Gravenhage, 1917). Regest nr. 2705, 11 maart 1480.] Diezelfde koning Lodewijk kende aan Bernard (Berent) Morre, optredende voor zichzelf en voor zijn

______↓______


|pag. 5|
 

mede-reders, in 1479 een vergoeding toe van 5350 ponden tournoois als schadevergoeding voor een genomen Kamper schip.17 [17. Don deel I, Regestnr. 327.]
In 1459 werd Berent gekozen in de Gezworen Gemeente en in 1462 koos men hem in de Raad, dat was het college van schepenen en raden die het hoogste gezag in de stad Kampen vertegenwoordigden.18 [18. K. Schilder, Van Raad tot Municipaliteit. Deel 2, blz. 222.]
Hij bleef in de Raad tot zijn dood in 1482 zitting houden. Zijn juiste overlijdensdatum is niet bekend. Hij maakte nog op 26 november 1482 samen met zijn vrouw een testament waarin werd bepaald dat zij elkaar al hun bezittingen zouden nalaten.19 [19. RAK, inv. nr. 54, fol. 71.] Na een aantekening van eind november 1482 staat dat Hendrik Kuinreturf een akte moest bezegelen omdat Berent Morre, die dat eigenlijk doen moest, was overleden. Berent zal dus eind november 1482 gestorven zijn.20 [20. RAK, inv. nr. 54, fol. 70v.] De naam van zijn vrouw Femme van Thije treffen voor het laatst aan in een akte van 8 oktober 1487, toen zij zich samen met haar zoon Willem Morre verweerde tegen iemand die haar in rechte aansprak voor een schuld.21 [21. RAK, inv. nr. 75, fol. 235v.]
Behalve zoon Willem heeft het echtpaar Morre-van Thije mogelijk een dochter Grete Morre gehad, welke was gehuwd met Johan Hermansz. Dit echtpaar kocht op 30 december 1501 van Nanning van Duren een huis op de Burgwal dat werd belend door huizen van Hendrik Arentsz en Lambert Hoier en strekte achter tot aan de Nieuwstraat.22 [22. RAK, inv. nr. 54, fol. 150.] Op 2 januari 1515 was Johan Hermansz momber voor de priester Willem van Thije, een broer van zijn (veronderstelde) schoonmoeder Femme van Thije, op 26 oktober 1515 zegelde hij mede de akte waarin Hendrik Morre zijn broers en zusters schadeloos houdt van zijn moeders leengoederen en op 15 september 1520 was hij momber van Margriet van der Eeckt, de weduwe van Willem Morre.23 [23. RAK, inv. nr. 78, fol. 444 en inv. nr. 56 fol. 182v.]
Kinderen van Berent Morre en Femme van Thije:
1 Grete Morre, niet zeker, zie hiervoor.
2 Willem Morre, volgt III.
 
Zegel van Berent Morre, R. 409
1 november 1461

Zegel van Berent Morre, R. 612
26 september 1482

III Willem Morre

Als kind van Berent Morre en Femme van Thije kennen we met zekerheid alleen zoon Willem. Met zijn vrouw Grete van Eeckt verkocht hij op 27 mei 1483 een huis in de Oudestraat.24 [24. RAK, inv. nr. 54, fol. 141v.]
Hij was koopman en reder. In 1488 was hij in Bergen in Noorwegen,25 [25. RAK, inv. nr. 76, 154v.] in 1490 was hij momber voor een vrouw wiens zoon in Riga was overleden.26 [26. RAK, inv. nr. 76, fol. 174.] Hij was eigenaar van land bij de Vossenbergen aan Zwartendijk, van land in Dronthen,27 [27. RAK, inv. nr. 56, fol. 182v en inv. nr. 78 fol. 444] van een huis in de Nieuwstraat en van een aantal jaarlijkse renten, gaande uit onroerend goed.28 [28. RAK, inv. nr. 55, fol. 14 en inv. nr. 56, fol. 55 en fol. 83.]
Hij was evenals zijn vader stadsbestuurder. Van 1484 tot 1488 was hij lid van de Gezworen Gemeente en van 1490 tot zijn dood in 1515 was hij lid van de Raad (burgemeester).

______↓______


|pag. 5a|
 

Zerk op het graf van Willem Morre en zijn vrouw Margeretha van Eeckt in de Sint-Nicolaas- of Bovenkerk in Kampen. In de vier hoeken staan de familiewapens van hun ouders:
Morre linksboven.
Van Eeckt. rechtboven.
Van Thije linksonder.
NN (de moeder van Margaretha) rechtsonder.

Blauwe hardsteen.
Afmetingen 200 X 95 cm.

Zie: Inventaris van de zerken in de Bovenkerk, blz. 97.

______↓______


|pag. 6|
 

Zijn vrouw Grete, die aan het einde van haar leven joffer Margrete werd genoemd, was een dochter van Egbert van Eeckt. Deze was als erfgenaam van zijn broer Gerrit beleend met het Scholtenerf aan de Zomerdijk in het kerspel Oosterwold en met goederen in Oostendorp.
Egberts vrouw, die Stijne heette, kreeg van haar man ook enige zeggenschap aan dat leengoed in de vorm van jaarlijkse vergoeding. Uit latere bronnen blijkt dat Egberts voorouders en hij zelf ook beleend waren met de Hof ter Eeckt in Oldebroek.29 [29. Register op de leenaktenboeken van het vorstendom Gelre en graafschap Zuthpen. Het kwartier van Arnhem. Bewerkt door dr. J.S. van Veen (Arnhem, 1917). Blz. 180.]
Na de dood van haar vader werd Griete met deze goederen beleend. Dat moet in of ná 1490 hebben plaatsgevonden. Hoewel dat niet vermeld werd, was haar man Willem Morre hoogstwaarschijnlijk haar hulder. Na diens overlijden koos zij Dirk van Steenre tot haar hulder (1516).
Willem Morre is overleden in 1515, tussen 18 augustus, want op die datum trad hij nog op als bemiddelaar tussen twee partijen 30 [30. RAK, inv. nr. 78, fol. 445v.] en 26 oktober, wanneer zijn oudste zoon Hendrik een akte laat registreren waarin hij zichzelf beschouwt als latere opvolger in het leengoed van zijn moeder.
Volgens de rekeningen van de Sint-Nicolaaskerk van 1539 was de moeder van mr. Geert Morre, dat was dus Griete, vóór dat jaar overleden. Zij had op 21 augustus 1538 haar besloten testament bij de schepenen in bewaring gegeven. De inhoud van haar testament is helaas niet bekend. Haar juiste overlijdendatum is te vinden op een fraai bewerkte grafzerk, die nog steeds in de Bovenkerk te zien is. Behalve vier goed te determineren familiewapens staat erop de zerk: Anno 1538 den 22 augustus stierf Margaretha van Eeckt.
Op de zerk is nog vaag te lazen dat haar man Willem Morrhe in 1515 op de 24ste dag van de maand …. is overleden.31 [31. K. Schilder, Inventaris van de Zerken in de Bovenkerk (Kampen, 1988) Blz. 97.]
Margaretha werd na haar dood opgevolgd in het leengoed door haar tweede zoon Geert, die er op 20 september 1538 mee beleend werd.32 [32. Register op de leenakteboeken van Gelre, etc., blz. 180]
Van Willem Morre en Margaretha van Eeckt zijn zeven kinderen bekend, waarvan de geboortejaren niet te achterhalen zijn. Hendrik kan als de oudste zoon worden beschouwd.

1 Hendrik Morre. Omdat hij in 1515 zonder voogden optrad en toen dus meerderjarig was, kan zijn geboortejaar gesteld worden op 1490 of eerder.
Hij was als oudste zoon de toekomstige leenvolger van zijn moeders Gelderse leengoederen.
Op 26 oktober 1515 liet hij een akte opmaken die hij liet inschrijven in het stadsregister. Hij stelt daarin dat zijn moeder bij zijn vader Willem Morre veel kinderen heeft verworven en dat het zin heeft om bij haar leven te bepalen hoe de goederen van haar en wijlen haar man onder hen moeten worden verdeeld. Hendrik belooft in deze akte dat hij zijn broers en zusters voor het bezit van bepaalde goederen schadeloos zal stellen tot een som van 1000 gouden nobels.
Als hij in gebreke zal blijven, mogen zij aan al zijn goederen panden.
De akte werd op Hendriks verzoek mede bezegeld door Johan Hermansz en Dirck Drulling.33 [33. RAK, inv. nr. 78, fol. 210.]
In een aantekening van 17 december 1522 staat dat mr. Hendrik Morre een zekere Evert van Dulman had verwond. De Raad stelde scheidsmannen aan om de kwestie op te lossen. Die bepaalden dat mr. Hendrik aan Evert een som van 10 philipsguldens moest betalen als schadevergoeding. Voor dit bedrag was de al eerder genoemde Johan Hermansz borg.
Op 6 augustus 1524 verscheen Elsgen Zelle voor een viertal raadsleden en verzocht hen goed te keuren dat Hendrik Morre voor haar een kistje met waardepapieren in bewaring zou houden. Dit kistje was eerder in beheer geweest bij de priester mr. Henrick Buest, maar die verklaarde dat hij oud was en nu nog bij zijn volle verstand zijnde van die plicht ontheven wilde worden. De raadscommissie stemde hierin toe.34 [34. RAK, inv. nr. 79, fol. 163.] In de jaren 1522 en 1523 komt Hendrik als schuldeiser in enkele aantekeningen voor.35 [35. RAK, inv. nr. 79, fol. 156v en fol. 204v.]

______↓______


|pag. 7|
 

Hij heeft de van zijn moeder afkomstige leengoederen niet in bezit kunnen nemen, want hij is vóór haar overleden. In de rekeningen van de Sint-Nicolaaskerk staat dat hij in 1534 is gestorven. Van vrouw en kinderen van Hendrik is in de bronnen geen spoor gevonden. Hij wordt maar in één akte mr. (meester) genoemd. Dat zou kunnen betekenen dat hij een rechtenstudie had voltooid, maar ook daarvan is geen andere bron gevonden.

Zegel van Hendrik Morre, R. 1134
27 augustus 1524

2 Geert Morre. Hij was jurist die mogelijk eerst aan de universiteit van Leuven had gestudeerd en in Parijs zijn studie had voltooid. In de matrikels van deze universiteiten wordt zijn naam niet aangetroffen. Wel is bekend dat hij aan de Sorbonne procurator was van de Natio Germanica. Dat betekent zoiets als dat hij voorzitter was van de Duitse en Nederlandse studentenvereniging. Hij zou in Parijs van 1525 tot 1527 hebben gestudeerd. In laatstgenoemd jaar zou hij al magister zijn en dus zijn studie hebben voltooid.
Hij verbleef daarna tot omstreeks 1534 in Parijs, waar hij als drukker/uitgever aan de Sorbonne bijna 50 boeken heeft uitgegeven. Zijn werken zijn te vinden in alle grote bibliotheken. In Kampen zijn slechts twee van zijn boeken te vinden; één in het gemeente archief en één bij een particulier. Over hem en zijn werk heeft A.A. Broers in 1984 een lang artikel geschreven in het tijdschrift Quaerendo, waarin hij alle door Geert Morre gedrukte werken noemt.36 [36. A.A. Boers, The editorial practice of a sixteenth-century scholar printer. Voor de inlichtigen over deze publicatie dank ik Jan Poutsma (eigenaar van het gelijknamige antiquariaat) en Gerrit Brinkman, die de lijst van publicaties van Geert Morre heeft aangevuld en verbeterd.]

______↓______


|pag. 7|

Titelpagina van het in 1580 door Geert Morre in Parijs uitgegeven Grieks/Latijns woordenboek.

Laatste pagina van het Grieks/Latijnse woordenboek. Hierin staat in het Latijn de naam van de drukker Geert Morre uit Kampen.

Vóór 1537 was Geert terug in Kampen. In het begin van dat jaar werd hij gekozen in de Gezworen Gemeente. Het jaar daarop werd hij gekozen tot lid van de Raad, waarin hij zitting hield tot 1547.
Als leenvolger van zijn moeder was Geert Morre beleend met de Hof ter Eeckt nabij Doornspijk, dat oorspronkelijk een leengoed was van de heren van Baar en Lathum. Op 11 oktober 1542 wees Geert de pachtgelden die hem toekwamen van zijn meiers op deze hof over aan mr. Arent van den Gruythuys, aan welke hij geld schuldig was.37 [37. RAK, inv. nr. 80, fol. 170.] Op 7 maart 1543 verkocht hij al de eikenbomen die groeiden op de Hof ter Eekt en op het daarbij behorende land aan de Elburgse schout Dirck van Wetten.38 [38. RAK, inv. nr. 80, fol. 174.] Op verzoek van Johan Bolle, burger van Elburg verklaarde Geert op 21 augustus 1544 dat deze hem had voldaan van zijn deel van de koopsom van 18 grezen land, behorende onder de Hof ter Eeckt.39 [39. RAK, inv. nr. 80, fol. 187v.] In 1545 verkocht hij aan Gese Scholten een jaarlijkse rente van 5 philipsguldens, met als onderpand zes morgen land die behoorden in de Hof ter Eekt.40 [40. RAK, inv. nr. 61, fol. 236.]
In zijn functie van raadslid trad mr. Geert meerdere keren op als bemiddelaar in civiele zaken, als momber (voogd) van vrouwen en minderjarigen en als afgevaardigde van de stad als er met de stadhouder of met andere steden moest worden vergaderd over zaken die ook Kampen aangingen. Ook trad hij wel op als executeur-testamentair.
In de oplatingen, dat waren de boeken waarin de overdracht van onroerend goed werd beschreven, komt de naam van mr. Geert voor als koper, verkoper of eigenaar van belendend goed. Hij was eigenaar van een maat land buiten de Kalverheckenpoort en van een huis in de

______↓______


|pag. 9|

Hagen. In 1543 kocht hij een huis in de Nieuwstraat en in 1545 kocht hij drie dwarshuizen in de Sint-Jacobssteeg, nabij zijn huis in de Nieuwstraat. Het huis in de Nieuwstraat, dat hij waarschijnlijk zelf bewoonde stond op of nabij de hoek van de Sint-Jacobssteeg en strekte naar de kant van de Burgwal.41 [41. RAK, inv. nr. 58, fol’s. 22v, 58v, 71, 75, 83, 93, 95v, 131.]
Geert komt ook voor als belender van een huis en een hof in Brunnepe.
Samen met Hendrik Kuinreturf was hij collator van de vicarie van Bate van der Hoeve op het Sint-Anthonisaltaar in de Onze-Lieve-Vrouwenkapel in de Onze-Lieve-Vrouwenkerk.42 [42. RAK, inv. nr. 58, fol. 58.] Later was zijn zuster Agnes collatrix van deze vicarie.
In 1541 werd Jacob Schroeder, de zoon van Claas van Ense voor het gerecht gedaagd omdat hij op de octaaf van het Heilig Sacrament, dat men in processie om de stad droeg, aan dat sacrament geen eer of reverentie had bewezen maar gewoon was doorgegaan met zijn werk.
Hij verscheen voor de voltallige Raad, die hem vroeg of hij genade of recht begeerde voor zijn nalatigheid. Jacob begeerde recht, want, zo zei hij, het sacrament was niet het lichaam van Christus maar slechts een symbool.
Het recht zou men hem verlenen op de eerstkomende rechtsdag. Intussen benoemde de Raad twee van zijn leden, te weten de juristen mr. Geert Morre en mr. Geert Glauwe om als een soort inquisiteurs Jacob nader aan de tand te voelen. Jacob bleef bij zijn standpunt en werd daarom opnieuw gedaagd om zijn straf aan te horen. Dat proces heeft hij, wetende dat zijn straf niet mals zou zijn, niet afgewacht. Hij vluchtte uit de stad.43 [43. RAK, inv. nr. 2 (Liber Causarum), fol. 122.]

In de rekeningen van de Sint-Nicolaaskerk van 1557 werd aangetekend dat de kerk geld had ontvangen van wijlen mr. Geert Morre’s erfgenamen.

Zegel van Geert Morre, R. 1431
19 september 1547

Wapen van Geert Morre in een raam van de schepenzaal in Kampen naar ontwerp van J. Nanninga Uiterdijk.
 
3 Engbert Morre, volgt IV

4 Swane Morre.
Zij was voor 27 augustus 1524 getrouwd met medisch doctor Johan Wolf. De echtelieden kochten op 31 oktober 1530 ten overstaan van de schout van Kamperveen het achtste deel van een erf van acht akkers, waarvan zij al twee akkers in bezit hadden. Swane’s broer Hendrik was een van de getuigen bij deze koop.44 [44. Don deel II, regest nr. 1231.]

______↓______


|pag. 10|

Haar naam wordt ook aangetroffen in twee transportakten uit 1534 en een uit 1535. Op 11 mei van het jaar 1534 verkopen medisch doctor Johan Wolf en zijn vrouw joffer Swane Morre een hof met een huisje aan de Broederweg aan Belie Hudde. Op 17 mei daarna neemt Belie een hypotheek op dat onroerend goed ten bate van de verkopers. Op 20 mei 1535 verstrekken dr. Johan en Swane tegen een onderpand geld aan Evert Jansz en zijn vrouw Grete.45 [45. RAK, inv. nr. 2 (Liber Causarum), fol. 122.]
Johan Wolf is overleden vóór 14 februari 1542. Op die dag draagt zijn weduwe, met haar broer mr. Geert Morre als haar momber, de helft van een stuk land van acht morgen over aan de wezen. Dit land hadden Johan Wolf en Johan van der Vecht vroeger gekocht van Hendrik toe Boecop uit Elburg.46 [46. Don deel II, regest nr. 1346.]
Swane is overleden vóór 8 november 1566, want op die datum verkocht Simon Glauwe Geertszoon, een hof in de Groenestraat, die hij bij loting had verkregen toen de nalatenschap van het echtpaar Wolf-Morre verdeeld werd.47 [47. RAK, inv. nr. 59, fol. 229v.]

5 Stijne of Christina Morre.
Op 27 augustus 1524 verklaart Margriet van der Eeckt, de weduwe van Willem Morre dat zij aan haar dochter Stijne Morre, conventuale in het Sint-Agnietenconvent, voor haar vaders erfdeel heeft opgedragen een jaarlijkse rente van 10 heren ponden, gaande uit zes morgen land in de Asschet. De originele akte was bezegeld door Stijne’s zwager Johan Wolf en haar broer Hendrik Morre.48 [48. Don deel II, regestnr. 1134.]

6 Agnes Morre.
Geboren vóór 1516.49 [49. Haar vader is in 1515 overleden.] Zij trouwde vóór 4 juli 1541 50 [50. Op die datum geven Tijmen van den Vene en Engbert ten Bussche een verklaring over de morgengave die Arent de dag na de huwelijksvoltrekking aan zijn vrouw gaf.] met Arent toe Boecop, geboren omstreeks 1516, overleden in 1599 en begraven in de Bovenkerk, lid van de Schepenmemorie in 1538, kerkmeester van het Heilige-Geestgasthuis 1548-1558, lid van de Grote Gemeente in 1559, lid van de Raad (burgemeester) 1559-1580, kerkmeester van de Bovenkerk 1581. Hij is bekend als schrijver van een kroniek van Overijssel en Gelderland en hij heeft een dagboek bijgehouden waarvan uittreksels in druk verschenen zijn. Arent was een zoon van Dirk toe Boecop en Mette Kroeser.51 [51. Zie: Toe Boecop, een ook met Kampen verbonden geslacht. In Kamper Almanak 1992.]
Arent en zijn vrouw Agnes kochten in de periode 1562-1583 meerdere onroerende goederen, zoals een hof in de Hagen, een huis met hof op de Vloeddijk, land in Dronthen en later nog een huis in de Hagen. Zij hadden al land in Dronten in eigendom, maar door latere aankoop bezaten zij uiteindelijk 11 van de 16 akkers van een erf op de Hackreve.52 [52. RAK, inv. nr. 59, fol. 261v.]
Agnes was collatrix van de Sint-Anthonisvicarie in Onze-Lieve-Vrouwenkerk (1575, 1583)53 [53. RAK, inv. nr. 60, fol. 174v en RAK, inv. nr. 61, fol. 138.], waarvan haar broer Geert tevoren collator was geweest.
Arent toe Boecop en Agnes Morre brachten op 17 augustus 1566 hun besloten testament bij de schepenen. Van de inhoud is niets bekend.54 [54. RAK, inv. nr. 59, fol. 226v.]
Agnes is overleden in 1586 en begraven in de Bovenkerk.

7 Femme Morre.
Haar geboortedatum of-jaar is niet bekend.
Zij trouwde met mr. Geert Glauwe, geboren omstreeks 1494, met wie zij in 1533 een huis op de Vloeddijk kocht.55 [55. RAK, inv. nr. 57, fol. 24v.] Deze Geert was een zoon van Simon Glauwe en Lumme van Ingen, Hij was kerkmeester van de Sint-Nicolaaskerk 1537-1540 en lid van de Gezworen gemeente in 1541. Nog in datzelfde jaar werd hij gekozen in de Raad waarin hij tot 1547 zitting hield, waarna hij zich liet wijden tot priester. Femme Morre was toen waarschijnlijk al overleden.
Mr. Geert Glauwe werd door het stadsbestuur in bezit gesteld van een vicarie op het altaar van Simon en Judas. Hij maakte zijn testament op 14 augustus 1566. Op 31 mei 1571 verkocht hij een huis. Zijn zwager Arent toe Boecop noemt hem in zijn dagboek onder de datum 27 oktober 1572.56 [56. Uittreksels uit het dagboek van Arent toe Boecop. Bewerking van een handschrift uit de 17de eeuw dat is uitgegeven door de VORG (Deventer, 1862).] Hij had bij Femme Morre de zoon Simon Glauwe Geertszoon.57 [57. Zie: Jhr. Mr. Dr. E.A. van Beresteyn, Genealogie van het geslacht Glauwe, in Kamper Almanak 1948/49.]

______↓______


|pag. 11|

IV Engbert (Egbert) Morre.

Hij was de derde zoon van Willem Morre die in de bronnen mr. (meester) wordt genoemd. In de matrikels van de universiteit van Leuven werd hij op 15 december 1535 ingeschreven als Egbertus Morrhuys Campensis.58 [58. A. Schillings, Matricule de l’université de Louvain (Brussel, 1966).] Na het voltooien van zijn studie ging Egbert terug naar Kampen. Vanaf 1541 trad hij daar op als schuldeiser, gemachtigde, koper en verkoper van onroerend goed en in stedelijke functies. Na de dood van zijn broer Geert werd hij beleend met de van hun moeder afkomstige Gelderse leengoederen (1557).
Dat hij met de Hof ter Eekt in Doornspijk werd beleend blijkt uit meerdere bronnen.59 [59. De akte van belening werd niet aangetroffen, maar zijn broer mr. Geert Morre vóór hem en zijn zoon Egbert Morre na hem waren met die Hof beleend.]
In de jaren 1540-1542 was hij kerkmeester van het Minderbroedersklooster en 1543-1544 van de Onze-Lieve-Vrouwenkerk. In 1552 werd hij gekozen tot lid van de Gezworen Gemeente en opnieuw tot kerkmeester van het Minderbroedersklooster.
In een schrijven van 10 maart 1552 van de Stadhouder van Utrecht en de president en raden van het Hof van Utrecht aan het stadsbestuur van Kampen, verklaren deze dat meester Egbert Morrius, advocaat, postulerende voor het Hof van Utrecht, bij hen geklaagd heeft dat men hem in Kampen wil belasten met de functie van schutmeester. Zij verzoeken om hem daarmee onbelast te laten omdat hij in Utrecht wil komen wonen om de burgerij daar beter te kunnen dienen.60 [60. Reg. van Charters en Bescheiden in het Oude Archief van Kampen, deel 5, regest nr. 1881.] Na 1552 heeft Egbert geen stedelijke functies meer bekleed, maar dat hij naar Utrecht is verhuisd blijkt niet uit de bronnen.
Egbert was getrouwd met Mette Kroeser, dochter van burgemeester Claas Kroeser en Louise Kruse. Hij werd als erfgenaam van zijn broer Geert op 25 maart 1557 beleend met de leengoederen in Oosterwolde, welke goederen hij al op 1 augustus van dat jaar overdroeg aan zijn vrouw. In de akte van overdracht werd bepaald dat zijn vrouw aan hun kinderen voor het leengoed 90 goudguldens per jaar zou uitkeren en dat hun oudste dochter de leenvolgster zou zijn.
Egbert is in 1557 overleden want op 13 september van dat jaar werden er voogden aangesteld over de minderjarige kinderen van mr. Engbert Morre (overleden) en joffer Mette. In de rekeningen van de Sint-Nicolaaskerk van 1558 staat dat hij in die kerk werd begraven.
In die zelfde rekeningen staat bij het jaar 1561 de naam van een joffer Morre, die omstreeks die tijd is overleden. Dat zou de weduwe van Egbert kunnen zijn.
De namen van de kinderen staan in de voogdijschapstelling waarschijnlijk in de volgorde van hun leeftijd. Het waren Griethe (Margaretha), Lodowich (Louise), Femme (Femma), Claes (werd later Egbert genoemd), Stijnken (Christina) en Trijnken (Catharina). De voogden waren dr. mr. Herman Kroeser en Claes Kruse.61 [61. RAK, inv. nr. 125, fol. 33.]

Kinderen:
1 Margaretha, in 1557 nog minderjarig.
Op 6 mei 1562 werd zij volgens eerder gemaakte bepalingen beleend met de leengoederen in Oosterwolde. Op 28 augustus 1566 gaf zij aan haar man Coenraad van der Vecht inkomsten uit dat goed. In 1582, op 17 september, zij was toen al weduwe, kreeg zij zes maanden uitstel om te worden her-beleend. Zij verkocht de leengoederen later aan Thomas Knoppert, die er op 24 september 1604 mee werd beleend.
Op 5 juli 1549 werd Coenraad van der Vecht ingeschreven als student aan de universiteit van Leuven. Hij volgde daar een rechtenstudie.
Hij werd in 1559 lid van de Gezworen gemeente en in 1561 lid van de Raad (burgemeester), welke functie hij tot 1580 heeft bekleed. Hij was een zoon van Johan van der Vecht, lid van de Raad (burgemeester) en Coenrada Kreijnck. Deze Johan had vanaf 1516 al stedelijke functies en was toen dus al meerderjarig. Hij is op 14 november 1538 overleden. Zoon

______↓______


|pag. 12|

Coenraad zal waarschijnlijk aanmerkelijk ouder zijn geweest dat zijn vrouw Margaretha Morre.
Coenraad werd in mei 1577 als afgevaardigde van de stad Kampen naar Brussel gezonden om te pleiten voor vermindering van het te Kampen gelegerde garnizoen. Hij was daar in december van dat jaar nog aanwezig want de Raad van Kampen vroeg hem per brief of hij daar nog een wijle kon blijven.62 [62. Reg. van Charters en Bescheiden, deel 3 nrs. 2513 en 2533.] Omdat hij katholiek bleef, was er voor hem na 1580 geen plaats meer in het stadsbestuur. Hij is vóór 17 september 1582 overleden.
Margaretha is overleden na 24 september 1604, waarschijnlijk kinderloos.

2 Louise, in 1557 nog minderjarig. Zij trouwde in of voor 1567 met Hendrik Glauwe, kerkmeester van het Minderbroedersklooster/Broederkerk 1573-1584, zoon van Lambert Glauwe, lid van de Raad van Kampen (burgemeester) 1548-1557, en Anna Stegeman.
Hendrik komt tot 1587 in de bronnen voor. Louise is na 1620 overleden.

3 Femma, in 1557 nog minderjarig. Zij trouwde met Johan van der Vecht, een broer van Coenraad. Hij was kerkmeester van het Minderbroedersklooster 1567-1572 en kerkmeester van de Onze-Lieve-Vrouwenkerk 1573-1574. Femma Morre en Johan van der Vecht brachten op 8 oktober 1571 hun besloten testament bij de schepenen.
In een akte van volmacht van 16 juli 1575, waarin Coenraad van der Vecht wordt gemachtigd om voor de Morre’s naar Cleef te reizen om aanwezig te zijn bij de opening van het testament van wijlen dr. Herman Kroeser, raadsheer van de hertog van Cleef, wordt joffer Femme Morre genoemd als weduwe van Johan van der Vecht.
Femma verkocht op 27 november 1582 aan Arent Frederiksz de helft van een huis in de Oudestraat dat strekte tot de stadsmuur.
Bij boedelscheiding van 26 september 1571 had Femme enkele jaarlijkse renten verkregen. Deze renten vielen bij een boedelscheiding van 19 juni 1600 toe aan Femma’s zuster Margaretha.
Femma’s enige zoon Egbert van der Vecht was volgens een aantekening uit de 17de eeuw overleden op een reis van Spanje naar Italië.63 [63. Archief Van Rhemen in Rijksarchief van Gelderland.]

4 Egbert, volgt V

5 Christina, in 1557 nog minderjarig. Op 10 december 1574 verkochten Jacob Arentsz en zijn vrouw Janneke aan het Sint-Geertruidengasthuis een huis in de Oudestraat tussen de huizen van Egbert Loeze en Michel Timmerman, dat zich achter uitstrekt tot aan het huis van joffer Stijne Morrhe. In een akte van 30 augustus 1575 wordt Christina Morre genoemd als een van de erfgenamen van dr. Herman Kroeser.

6 Catharina. Als jongste kind wordt zij onder de naam Trijnken genoemd in de mombertstelling van 15 september 1557. Haar naam word daarna niet meer in de bronnen aangetroffen. In de rekeningen van de Sint-Nicolaaskerk van 1567 staat dat de dochter van wijlen joffer Morre was overleden. Dat was misschien Catharina Morre.

V Egbert Morre. Hij is nog minderjarig wanneer hij als vierde kind in de momberstelling van 15 september 1557 wordt genoemd. Op 11 februari 1574 gaf Egbert, die toen meerderjarig was, een volmacht aan zeven personen, waaronder zijn zwager Coenraad van der Vecht en zijn neef Simon Geertsz Glauwe, om zijn zaken waar te nemen.64 [64. RAK, inv. nr. 81, fol. 34.] Hij was in 1575 momber van zijn zusters Femma en Christina inzake de nalatenschap van dr. Herman

______↓______


|pag. 13|

Kroeser 65 [65. RAK, inv. nr. 81, fol. 129 en fol. 152.] Met zijn zwager Coenraad van der Vecht gaf hij op 1 juli 1580 een volmacht aan mr. John ten Hoeve om van Johan Rotgerzen de verschuldigde landpacht te innen.66 [66. RAK, inv. nr. 82, fol. 47. Op 7 juli 1581 gaf hij samen met joffer Bette toe Boecop, de weduwe van Lodewijk Voorne, een volmacht aan meerdere personen om in Zwolle en elders uitstaande schulden te innen, RAK inv. 82, fol. 12v.]
Egbert was lid van de Gezworen Gemeente 1577-1580 en in dezelfde periode kerkmeester van het Minderbroedersklooster. In 1580 (vanaf juli) en in 1581 was hij lid van de Raad (burgemeester). Hij is overleden op 20 oktober 1584.
Omdat de familie katholiek bleef, was er voor de Morre’s na de reformatie geen plaats meer in het stadsbestuur.
Egbert was een gestudeerde man. Hij en Berent van Tweenhuisen lazen toen zij schepenen waren een in het Frans gestelde volmachtsbrief.67 [67. RAK, inv. nr. 61, fol. 85v, 12 juli 1581.]
Egbert is vóór 12 december 1576 68 [68. RAK, inv. nr. 60, fol. 197v. Egbert Morre en zijn vrouw Elisabeth toe Boecop verkopen op 12 december 1576 een huis in de Nieuwstraat.] getrouwd met Elisabeth toe Boecop, die in juni 1599 is overleden aan de pest. Zij was een dochter van Johan toe Boecop en Johanna Voorne.
Met zijn vrouw komt Egbert in de jaren 1582, 1583 en 1584 in de transportakten voor als kopers en verkopers van onroerend goed.69 [69. RAK, inv. nr. 61, fol. 123v als kopers van een huis op de Vloeddijk; fol. 142 als verkopers van dat huis; fol. 75v als verkopers van een jaarlijkse rente.] Als weduwe van Egbert Morre verkocht Elisabeth, met haar broer Hendrik toe Boecop als momber, op 18 mei 1585 een stuk land buiten de Kalverhekkenpoort.70 [70. RAK, inv. nr. 61, fol. 211v.] Elisabeth was in 1586 (als moeder van haar kind) volmachtgeefster inzake de nalatenschap van mr. Geert Morre.71 [71. RAK, inv. nr. 61, fol. 236.]
Egbert Morre was na de dood van zijn vader beleend met de Hof ter Eekt in Doornspijk. Deze hof was toen een leengoed van Diederik van Bronkhorst, bannerheer van Baar en Lathum.
Dat Egberts voorouders van deze hof leenmannen waren geweest, blijkt niet alleen uit de bij mr. Geert Morre genoemde aantekeningen, maar ook uit een brief die het stadsbestuur van Kampen op 1 maart 1569 aan heer Diederik van Bronkhorst schreef. In deze brief vermeldt het stadsbestuur dat Carel van Nieuwenaar Egbert Morre – wiens voorouders naar zijn zeggen altijd met deze hof beleend waren geweest- had gedaagd om in Arnhem voor het hofgerecht van Baar te verschijnen omdat hij (Carel) meende dat hij het losrecht op deze hof had.
Kampen vraagt heer Diederik om hun burger Egbert Morre in zijn rechten te handhaven.72 [72. Register van Charters en Bescheiden, deel 3, nr. 2307] Als kind van het echtpaar Morre-toe Boecop komt slechts één Morre in aanmerking, namelijk Egbert Morre die voor het eerst genoemd wordt in een akte van 2 februari 1601.

VI Egbert Morre.

De E. Egbert ten Bussche, als voorstander van de Uiterwijksvergadering, kocht op 2 februari 1601 een jaarlijkse rente van zes en een kwart goudgulden, gaande uit een huis in de Oudestraat, staande tussen de huizen van Engbert Lose en Reiner Lijendecker, aan de achterzijde belend door het huis van Egbert Morrhe, met een stal en een uitgang in de steeg.73 [73. RAK, inv. nr. 62, fol. 144.]
Jonker Egbert Morrhe gaf op 23 juli 1623 een volmacht aan Arent Cost om al zijn zaken in Ommen waar te nemen.74 [74. RAK, inv. nr. 84, fol. 77v.]
Een huis in de Oudestraat, tussen de huizen van joffer Glauwe en Lubbert Hermensz, strekkende achter tot huis van joffer Morre, wordt genoemd in een akte van 2 mei 1633. Uit dit huis gingen twee jaarlijkse renten, een van 18 goudguldens en een van 15 karelsguldens. In de marge van de akte staat dat Gerrit Woltersz deze renten heeft afgelost. Dit huis wordt nogmaals genoemd in een akte van 15 juni 1636. Kopers zijn dan Gerrit Woltersz en zijn vrouw Anneke Lucas. De achterbelending is dan het erf van joffer Morrhe en het heeft een vrije uitgang in de Morrensteeg.75 [75. RAK, inv. nr. 63, fol. 112v en fol. 232v.]
Volgens een genealogie Van Haersolte was Egbert Morre getrouwd met Gesina van Baerlo, dochter van Johan van Baerlo en Henrica toe Boecop, welk echtpaar op Pasen 1566 in Doesburg was getrouwd.76 [76. Zie: J.C. van Haersolte tot Haerst, Genealogie van het geslacht Van Haersolte in 30 tabellen (Zwolle, 1881).]
Van Egbert Morre en Gesina van Baerlo zijn drie kinderen bekend.
1 Elisabeth. Zij trouwde in 1627 met Herman van Uterwijck, weduwnaar van Anna Gelmers, zoon van Jacob van Uterwijck en Margriet van Steenwijk.

______↓______


|pag. 14|

2 Henrica. Zij trouwde 10 november 1634 in Heino met Roelof van Twickelo, geboren in Kampen op 23 november 1600 als zoon van de Kamper schout Roelof van Twickelo en Geertruit van Ense. Roelof is overleden in Kampen op 19 april 1645. Henrica is overleden op 17 augustus 1678.77 [77. Zie: C.J. Welcker, Rodolf van Twickeloe, 1550-1613, laatste schout van Kampen, in Verslagenen Mededelingen V.O.R.G. 1930, blz. 195-233.]
De E. Rodolf van Twickelo en zijn vrouw joffer Henrica Morre kochten op 21 mei 1639 een huis Achter de Nieuwe Muur dat had toebehoord aan wijlen jonker Arent van Haersolte.78 [78. RAK, inv. nr. 64, fol. 210.]
Henrica kocht als weduwe van jonker Rodolph van Twickelo op 31 maart 1655 voor een bedrag van 500 karelsguldens een jaarlijkse rente.79 [79. RAK. inv. nr. 66, fol. 99v.] Op 3 september van hetzelfde jaar gaf zij volmachten aan jonker Gerrit Cuinreturf en secretaris dr. Johan Vene om al haar zaken waar te nemen. Op 7 december 1663 bekende Egbert Gosensz dat hij haar 100 gulden schuldig was.80 [80. RAK, inv. nr. 93, fol. 169v en inv. nr. 94, fol. 97v.]
Zij gaf op 21 maart 1666 de jurist Borchard van Lingen een volmacht om al haar vorderingen in het graafschap Bentheim in te manen.81 [81. RAK, inv. nr. 95, fol. 149v.]
Joffer Henrica Morre weduwe Twickelo, voor een derde deel, jonker Egbert Morre, voor een derde deel en jonker Jacob van Uterwijck (mede voor zijn broers en zusters voor het overige, volmachtigden op 3 januari 1660 Jan Berentsz te Doesburg om van Harmen Berents van Voorst tot Schadelwijck een bedrag van 650 gulden in te manen. Deze man had in maart 1659 een stuk land van hen gekocht.82 [82. RAK, inv. nr. 94, fol. 173v.]

3 Egbert, volgt VII

[]

De naar de familie Morre genoemde Morrensteeg, gezien vanaf de Burgwal

______↓______


|pag. 15|

Morrenbrug en de nauwelijks een meter brede Nauwe Morrensteg naast antiquariaat Jan Poutsma.

VII Egbert Morre.

De twee dochters van Egbert Morre en Gesina van Baarlo trouwden respectievelijk in 1627 en 1634. Zij zijn hoogstwaarschijnlijk geboren tussen 1600 en 1610.
Dat kan ook gelden voor hun broer Egbert, die op 30 april 1643 in Kamperveen trouwde met Alegonda van Haersolte. De ondertrouw was in Kampen afgekondigd op 14 april 1643.
Zij lieten op 12 maart 1643, dus vóór zij trouwden, in de gereformeerde kerk in Kampen hun zoon Egbertus dopen. Vroedvrouw Annigje Hendriks was getuige.
De Morre’s, Van Twickelo’s en Van Uterwijck’s bleven na de reformatie katholiek, maar de Van Haersolte’s waren aanhangers geworden van gereformeerde religie. Joffer Alegonda van Haersolte deed belijdenis in Kampen op 30 maart 1635.
Zij is overleden op 4 januari 1649.
Het echtpaar Morre/Van Haersolte bezat een huis en hof in Vollenhove en een erf in de Zuirbeek. Hun schoondochter Anna Judith van Tellinckhuisen vroeg op 23 oktober 1693 aan het stadsbestuur van Kampen of zij deze onroerende goederen die van wijlen haar schoonouders afkomstig waren, mocht verkopen.83 [83. OAK, inv. nr. 200, fol. 5v.]

______↓______


|pag. 16|

Kinderen:
1 Egbert/Egbertus, volgt VIII

2 Catharina Elisabeth.
Hun vader kocht omstreeks 1663 voor zijn kinderen lijfrenten ten laste van de stad Kampen.
Zij zouden elk tot hun dood jaarlijks 74 gulden en 5 stuivers beuren.84 [84. OAK, inv. nrs. 539 en verder.].
De lijfrente van dochter Catharina Elisabeth werd op 7 december 1693 op verzoek van de weduwe van Egbert Morre overgeschreven op Anna Theodora Arentsen. In de apostille waarin dit vermeld wordt, staat dat Catharina Elisabeth nog gezond van lichaam en ongeveer 40 jaar oud was. De weduwe Morre was Anna Judith van Tellinckhuisen, de schoonzuster van Catharina Elisabeth.85 [85. OAK, inv. nr. 200, fol. 8v.] Dat zij ongeveer 40 jaar oud was, moet worden betwijfeld, want in een inventaris van een familie Lalaing staat dat zij als dochter van Egbert Morre en Aleide van Harsolte in 1663 trouwde met Jean François d’Ènnetières en later, in 1677, met Gaspar Ignace de Beer. Zij zou geboren zijn in Vollenhove en in het jaar 1701 zijn overleden.86 [86. Inventaire des archives de la familie De Lalaing, p. 119. Archives générales du Royaume (1970, A. van Nieuwenhuysen). Gevonden op internet in Genealogie Peeters-Rouneau.]
In een apostille van 17 januari 1702 wordt melding gemaakt dat wijlen de vrouw van de heer Ignatius Caspar de Beer de kinderen van de weduwe Morre 6000 guldens had nagelaten in de vorm van rentebrieven ten laste van de provincie.87 [87. OAK, inv. nr. 200, fol 148.]

VIII Egbert Morre

Gedoopt in de gereformeerde kerk van Kampen op 12 maart 1643.
Hij ging als jongeman van Kampen op 12 september 1673 in ondertrouw in de gereformeerde kerk en op 8 oktober 1673 in het stadhuis met Anna Judith van Tellinckhuijsen, jongedochter van Kampen.
Anna Judith was een dochter van Rodolph van Tellinckhuisen en NN. Over haar en haar oudere broer Jan Gerrit werden op 5 mei 1669 de heren Hendrik Crachtsz Stuirman J.U.L. (burgemeester van Kampen) en de predikant Johannes ab Olen tot voogden gesteld.
Op 7 mei 1674 verklaarde Egbert Morre namens zijn vrouw van de erfgenamen van burgemeester Hendrik Crachtsen Stuurman en van de andere voogd van zijn vrouw te hebben ontvangen de goederen die zij had geërfd van haar ouders en van haar tantes Geertruid, Judith en Johanna van Twickelo.88 [88. RAK, inv. nr. 96, fol. 73.]
Hendrik Crachtsen Stuurman wordt genoemd als voogd over de kinderen van jonker Rodolph van Tellinckhuysen in een akte van 12 juni 1669, waarin de jurist Franciscus Hanius wordt gemachtigd om uitstaande vorderingen in te manen.89 [89. RAK, inv. nr. 95, fol. 161v.].
Een jaarlijkse rente van 10 karelsguldens die de joffers Geertruit en Johanna van Twickelo in 1661 kochten, werd in mei 1677 afgelost aan Anna Judith van Tellinckhuisen, vrouw van jonker Egbert Morre.90 [90. RAK, inv. nr. 67, fol. 21.]
Egbert en zijn vrouw bezaten de helft van een erf in Dronthen, zoals blijkt uit akten uit de jaren 1682, 1683, 1686 en 1688.91 [91. RAK, inv. nr. 68, fol. 254v, fol. 271, fol. 329, fol. 328v.] Dit land wordt later omschreven als liggende in het Smalle Slag, recht achter het Bovenbroek, tussen het Rijswijkslag en het slag van het Sint-Geertruidengsthuis.92 [92. RAK, inv. nr. 69, fol. 250.] Dit land in Dronten werd op 14 mei 1709 verkocht door de voogden van de kinderen van het echtpaar Morre-van Tellinckhuisen.93 [93. RAK, inv. nr. 70, fol. 52.]
Een huis op de Burgwal op de hoek van de Kerksteeg, genaamd De Cattendans, werd volgens een akte van 30 september 1682 aan de oostzijde belend door een huis van jonker Morre.94 [94. RAK, inv. nr. 68, fol. 251.] In een akte van 6 maart 1703 wordt hetzelfde huis genoemd, nu staande tegenover de Kalverhekkenbrug. De erfgenamen Morre worden nu genoemd als belenders.95 [95. RAK, inv. nr. 69, fol. 310.]
Ook bezat jonker Egbert Morre een huis in de Venestraat dat zich uitstrekte tot de Boven Hofstraat (1683)96 [96. RAK, inv. nr. 68, fol. 264.]. Dit zou hetzelfde huis kunnen zijn als het pand dat wordt genoemd in een

______↓______


|pag. 17|

akte van 3 september 1686. Het wordt dan genoemd het huis van jonker Morre als belending van een huis gelegen tussen de Swanenbrug en de Kruitttoren.97 [97. RAK, inv. nr. 68, fol. 336.] Dit huis is later in bezit van de weduwe Morre en strekt achter tot aan de Boven Korte Hofstraat.98 [98. RAK, inv. nr. 70, fol. 23v.]
Op 10 maart 1688 verkocht het echtpaar Morre-Van Tellinckhuisen een huis op de Vloeddijk tegenover de Nieuwe Markt, met een achteruitgang in de Groenestraat. Dit huis hadden zij geërfd van wijlen joffer Van Twickelo. Omdat het huis onder fideï-commis was verkregen, stelden de verkopers tot waarborg aan de kopers hun huis in de Oudestraat op de hoek van de Blauwehandsteeg.99 [99. RAK, inv. nr. 69, fol. 10v.] Uit akten uit 1698 en 1699 blijkt dat de weduwe en erfgenamen van jonker Egbert Morrre ook een huis in bezit hadden dat stond in de Oudestraat nabij de Breedesteeg.100 [100. RAK, inv. nr. 69, fol. 209v en 210.]
Het Kleine Hoff in de Oudestraat in het Buitenespel, dat in bezit was van jonker Morre, wordt genoemd in een akte van 18 oktober 1692.101 [101. RAK, inv. nr. 69, fol. 100v.] Dit huis kwam waarschijnlijk uit de boedel van de Van Twickelo’s en kan de (ambts)woning zijn geweest van Roelof van Twickelo, de laatste schout van Kampen.
Egberts grootvader jonker Godert van Tellinckhuisen had in eerste huwelijk joffer Cruyse (ook Nicola genoemd) tot vrouw. Zij was een dochter van schout Rodolph van Twickelo en Geertruit van Ense. Nicola’s zoon Rodolph van Tellinckhuisen was haar enige erfgenaam en via hem kwam veel bezit van de Van Twickelo’s in handen van Anna Judith van Tellinckhuisen en haar kinderen.

Jonker Egbert Morre is vóór 23 oktober 1693 overleden, zijn weduwe achterlatende met financiële zorgen. Op genoemde datum verzocht Anna Judith aan de Raad van Kampen om haar schulden te mogen voldoen met de verkoop van wijlen haar schoonouders huis en hof in Vollenhove en het erf in de Suirbeke. Tevens verzocht zij om tot voogden over haar kinderen te benoemen jonker Warner toe Boecop, Hendrik Eeckholt en mr. Simon Coen. De Raad stemt toe in de verkoop van genoemde goederen en ook in het benoemen van de voogden, doch alleen voor deze gelegenheid.102 [102. OAK, inv. nr. 200, fol. 5v.] Op 7 december 1693 verzocht zij de Raad om de hiervoor al genoemde lijfrente op het leven van haar schoonzuster Catharina Elisabeth Morre te mogen verkopen. Dat stond de Raad ook toe.103 [103. OAK, inv. nr. 200, fol. 8v.]
Tot verlichting van haar schulden wilde zij een derde deel van een leengoed in Ommen verkopen. De overige twee derde delen waren volgens leenrecht voor haar oudste zoon. Zij deed daartoe een verzoek aan de Raad. Die oordeelde op 29 juni 1700 dat zij als wettige voogdes van haar minderjarige kinderen het derde deel van het leengoed mocht verkopen maar dat zij de opbrengst moest besteden om de schulden die op dat goed drukten, af te doen.104 [104. OAK, inv. nr. 200, fol. 124.] Om welk Ommer leengoed het ging, is niet bekend.
Op verzoek van de weduwe Morre autoriseerde de Raad op 7 januari 1702 jonker Theodorus van Lievendal en Johannes van der Linden om samen met haar een som van 6000 of meer karelsguldens te ontvangen die door wijlen de echtgenote van de heer Caspar Ignatius de Beer bij testament aan haar kinderen was gegeven. Ruim een maand later schreef de secretaris in de kantlijn dat de Raad had bepaald dat van deze 6000 gulden een bedrag van 2000 gulden moest worden vastgelegd ten profijt van dochter Catharina Elisabeth, half op lijfrente en half op losrente. Deze dochter was naar de erflaatster genoemd. Het overige geld moest worden belegd ten profijt van de drie jongste dochters en de jongste zoon en van de oudste zoon van de getrouwde dochter, alles in rentebrieven ten laste van de provincie Overijssel.105 [105. OAK, inv. nr. 200, fol. 148.]
Dochter Catharina Elisabeth is vóór 9 maart 1705 overleden. Op die dag vroeg haar moeder om de obligatie van 1000 gulden losrente ten laste van de provincie, die aan haar als moeder als haar erfgename was toegevallen, te mogen ontvangen. Dat stond de Raad toe.106 [106. OAK, inv. nr. 201, fol. 8v.]
De financiële moeilijkheden bleven bestaan. Op 9 november 1708 verzochten de voogden van de minderjarige kinderen Morre of de Raad de problemen die zij hadden bij het verkrijgen van

______↓______


|pag. 18|

een lening van 100 karelsgulden wilde oplossen. De Raad had al op 7 november toestemming gegeven om dat bedrag te lenen maar bepaalde nu nader dat de terugbetaling van deze 100 gulden prioriteit had boven alle andere schulden die nog uitstonden. Hiertoe werden ook de onder fidei-commis staande goederen van dit bezwaar ontheven.107 [107. OAK, inv. nr. 201, fol. 127.]
Anna Judith van Tellinckhuisen is omstreeks 17 januari 1709 overleden. De voogden over haar kinderen verzochten de Raad om een bijdrage voor haar begrafenis. Zij stond nog boven de aarde, maar in de boedel was geen geld te vinden. De Raad stond hen toe om 150 karelsgulden te lenen om de overledene naar haar staat te kunnen begraven. Dat geld kon worden terugbetaald als het Dronterland werd verkocht.108 [108. OAK, inv. nr. 201, fol. 130.] Zoals hiervoor al is vermeld werd dit Dronter land in 1709 verkocht.

Kinderen van het echtpaar Morre-Van Tellinckhuisen.
1 Aleida Gerhardina, doop niet gevonden. Zij ondertrouwde 3 november 1699 in de gereformeerde kerk in Kampen als welgeboren juffer met de welgeboren heer Ludewich Fredrick van Foller. Hun zoon Egbertus Lodovicus Christophorus werd op 7 maart 1700 gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen. Doopgetuigen waren Egbertus Morre en domina Anna Judith van Tellinckhuijsen.
Frederik van Foller was militair. Hij liet op 31 oktober 1706, toen hij bij Ingel in het leger was, een volmacht opmaken waarin hij zijn vrouw machtigde om voor hem op te treden. Zijn vrouw komt nog tot in 1712 enkele keren in de akten voor als gehuwde vrouw, maar in een akte van 12 januari 1714 wordt zij weduwe Foller genoemd.

2 Nicolaus Joannes Emanuel, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 15 november 1679.
Dit kind is drie uur na zijn geboorte overleden. Mater was Gerlina Harsolte.

3 Catharina Francisca Elisabeth, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 4 oktober 1680.
Mater was domina in Moelebeeck. Zij is het eerste kind dat genoemd wordt in de momberschapsakte van 31 oktober 1701.
Zij werd door haar tante Catharina Elisabeth Morre, naar wie zij was genoemd, in diens testament begiftigd met 2000 gulden. Zij is overleden vóór 9 maart 1705. Haar moeder was haar erfgename.

4 Joannes Ludovicus Jacobus, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 17 augustus 1682.
Overleden vóór 31 oktober 1701 (niet in de momberschapsakte !).

5 Egbert Herman, volgt IX

6 Maria Geertruit, doop niet gevonden. Zij is het derde kind in de momberschapsakte van 31 oktober 1701. Op 30 april 1710 kreeg zij, nog minderjarig zijnde, op verzoek van haar broer veniam aetatis, doch zij mocht geen onroerende goederen verkopen zolang zij minderjarig was.
Haar gevolmachtigde is op 14 mei 1714 mede-verkoper van een huis in de Venestraat, samen met haar zusters Aleida Gerhardina weduwe Foller en de voogden van haar zuster Elisabeth Salome.

7 Eleonora Joanna Judith, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 17 december 1687. Zij wordt als vierde kind genoemd in de momberschapsakte van 31 oktober 1701. Zij wordt nog genoemd in de akte van 16 oktober 1708, waarin melding wordt gemaakt van het overlijden van haar moeder.

______↓______


|pag. 19|

Zij wordt niet genoemd in een akte van 14 mei 1714.

8 Henrica Nicola, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 14 mei 1689. Overleden vóór 31 oktober 1701. Zij wordt niet genoemd in de momberschapsakte.

9 Elizabeth Salome Joanna, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 30 juni 1690. Zij wordt als vijfde kind genoemd in de momberschapsakte van 31 oktober 1701. Haar naam wordt nog wordt aangetroffen in akten van 16 oktober 1708, 22 oktober 1710, 1 november 1711, 14 mei 1712 en 14 mei 1714 (nog minderjarig).

10 Georgius Helmerus, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 1 maart 1692. Overleden vóór 31 oktober 1701. Hij wordt niet genoemd in de momberschapsakte.

11 Egberta Anna, gedoopt in de R.K. Paterskerk in Kampen 12 september 1693. Overleden vóór 31 oktober 1701. Zij wordt niet genoemd in de momberschapsakte

IX – Egbert Herman Morre

Hij werd op 21 november 1684 in Vollenhove gedoopt door een katholieke priester. In de momberschapsakte van 31 oktober 1701 wordt hij als tweede kind genoemd. Hij wordt in akten van 16 oktober 1708, 15 mei 1709 en 21 mei 1709 nog minderjarig genoemd. Op 30 april 1710 verzocht hij (meerderjarig zijnde) het stadsbestuur om zijn zuster Maria Geertruit veniam aetatis te verlenen. In oktober 1711 gaf de Raad toestemming aan de voogden van zijn minderjarige zuster Elisabeth Salome om een obligatie te verkopen en de opbrengst mede te besteden om de erfportie van haar broer Egbert Herman te vermeerderen.
Omstreeks 8 december 1712 trouwde jonker Egbert Herman Morre met Johanna Meijer, weduwe van Robertus Mees, welke was gesneuveld als luitenant in het regiment van de overste Van Haersolte. Johanna was met Robertus getrouwd in Kampen op 9 januari 1700. Zij kreeg een dochter Robertina Sara Mees, waarover op 8 december 1712 voogden werden gesteld. Voogden moesten worden gesteld als van een minderjarig kind een van de ouders na de dood van de partner weer een nieuw huwelijk aanging.
De dochter, die op 18 december 1728 belijdenis deed in de gereformeerde kerk in Kampen, was de enige erfgenaam van haar moeder Johanna Meijer, zoals blijkt uit het testament dat deze op 20 april 1720 samen met haar tweede man maakte. Egbert Herman Morre benoemt in dat testament zijn vrouw of eventueel haar dochter tot zijn erfgenamen. Hij sluit zijn eigen familie geheel uit, maar mocht hij tot meer welstand komen dan legateert hij 100 zilveren dukatons aan zijn zusters zoon Egbert de Foller.
Johanna legateert aan haar man alles wat zij voor hem had betaald toen hij de uitrusting voor zijn reis naar Indië aanschafte en bovendien nog 100 zilveren dukatons.109 [109. RAK, inv. nr. 148, fol. 1.]
Egbert Herman had op 19 april 1720 zijn vrouw een volmacht gegeven om gedurende zijn afwezigheid al zijn zaken te behartigen.110 [110. RAK, inv. nr. 100, fol. 56v.]
Op 24 april 1720 vertrok hij met het VOC schip Linschoten, behorende onder de kamer van Amsterdam, naar de Oost. Het schip arriveerde op 30 augustus aan Kaap de Goede Hoop, waar het tot 3 november bleef liggen. De Linschoten meerde op 21 januari 1721 aan in Batavia.
In het VOC journaal staat dat Egbert was aangenomen in de functie van sergeant voor een gage van 20 gulden per maand. In die functie werd hij in Indië geplaatst op het VOC schip Oudenaarde. Hij is op een reis aan boord van dat schip ergens in Azië op 16 november 1721

______↓______


|pag. 20|

overleden. De eindafrekening die de VOC hield met zijn weduwe en erfgename is gedateerd 21 februari 1729. Zij zou een som van 242 gulden, 4 stuivers en 2 penningen ontvangen.111 [111. De personeelsregisters van de VOC zijn op internet te raadplegen.]
Egbert Herman Morre was de laatste man van het oude Kamper geslacht Morre.

[ ]
Linker blad van afrekening met de erfgenamen van sergeant Egbert Herman Morre.

Het familiewapen Morre.
Op zegels, grafzerken, in ramen en in documenten wordt het wapen Morre afgebeeld als drie voorwerpen in een schild geplaatst 2, 1. In de sluitsteen in de kooromgang van de Bovenkerk is het schild rood en zijn de voorwerpen wit (zilver). Dat is ook het geval bij het wapen dat is afgebeeld op een tekening waar meerdere familiewapen zonder kenbare samenhang bijeen zijn gebracht (zie hieronder). De voorwerpen op het zegel van Berent Morre uit 1461 zijn liggend afgebeeld, terwijl die op het zegel van Berent uit 1482 staand zijn afgebeeld.
Iemand opperde dat de voorwerpen inktkokers verbeelden, maar dat zou alleen kunnen worden bevestigd als er middeleeuwse afbeeldingen van inktkokers bestaan. Het zouden aan de vorm die op enkele zegels te zien zijn ook scharnieren kunnen zijn.
Het kan ook een zogenaamd sprekend wapen zijn, maar het zoeken naar het woord Morre in Middelnederlandse woordenboeken levert geen hint op.
We houden het maar op: in rood drie voorwerpen van zilver, geplaatst 2,1.

______↓______


|pag. 21|

Familiewapens in de 17de of 18de eeuw bijeengebracht door een lid van de familie Wolfsen. Linksonder slaat het wapen van de familie Morre. Hel verband tussen de families is niet te vinden. Bron: J. Don. deel III, handschriften nr. 117.

______↓______


|pag. 22|

Korte aantekeningen over de oudste Morre’s.

Met dank aan Odette Franssen (Geneanet), die mij op het spoor van een aantal oude Morre’s heeft gezet.

Kamper schepenakten.
In de dissertatie van Johanna A. Kossmann-Putto, getiteld Kamper Schepenakten 1316-1354 vinden we de oudste Morre’s. Deze akten staan in de Oudste Foliant (OAK, inv. nr. 3).
Het werk is voorzien van een uitgebreid namen- en zakenregister.
Gerlof ook genoemd Gerlacus Morre komt voor in akten uit de jaren 1317, 1318, 1319 en in enkele ongedateerde akten. Hij werd ook wel Gerlacus Morre senior genoemd.
Gerlacus Morre junior wordt genoemd in akten uit de jaren 1317, 1319, 1324 en 1329.
In een ongedateerde akte wordt melding gemaakt van Gerlacus Morre en zijn zoon Heineman en in dezelfde akte worden de gebroeders Willem en Herman Morre genoemd.
Femme, dochter van Gerlof Morre (junior) koos op 28 januari 1337 haar vader, haar ooms Heineman, Willem en Herman en haar broers Herman en Johan tot beheerders van haar goederen.
Willem Morre deed op 14 april 1342 een schenking aan de bagijnen, waar zijn dochter Jutte bij wilde gaan.
Herman Morre bepaalde op 15 juni 1343 dat zijn echte kinderen zijn erfgenamen zouden zijn.
Op 8 april 1345 beloofde jonge Jan Ried aan zijn dochter Femme, de vrouw van Gerlof Willemszoon Morre voor de erfportie van wijlen haar moeder een bedrag van 27 ponden groot.
Gerlacus Morre gaf 14 januari 1350 in zijn testament aan het Heilige-Geestgasthuis zes akkers land in Staphorst. Hij kreeg daarvoor een proeve (verzorging) in het gasthuis en mocht aan tafel gaan met de priester.
In een akte van 6 december 1338 wordt een Elleke Morre genoemd.
Zie voor aantekeningen over de Morre’s de aktenummers: 17, 27, 29, 30, 50, 76, 112, 171, 195, 240, 292, 327, 407, 585, 595, 620, 670, 777, 826, 844, 852, 861, 868, 885, 896.
In de oudste foliant staat op fol. 217v dat Willem Morre Hermansz in 1375 geld leende aan de stad toen men strijd voerde tegen de heren van Putten

Kampens oudste burgerboek
Ghert Morre, ingeschreven 1373.
Johan Morre, ingeschreven 1402.
Bernt, de knecht van jonge Gerloch Murre, ingeschreven 1324.
Martinus, afkomstig uit Steenwijk, die eerder knecht was van Gerloch Morre, en zijn broeder Johan, ingeschreven in 1337.
Werner Morre, ingeschreven in 1323.

Necrologium van de Sint-Nicolaaskerk 13de tot 16de eeuw.
Op de bij de namen vermelde data werden zielmissen gelezen voor de op die data overleden personen. Jaartallen worden niet vermeld.
17 juni Aleydis uxor (echtgenote van) Arnoldi Morre.
30 september Alijt Morre.
22 november burgemeester Berent Morre [doorgehaald].
31 juli Berte Morre.

______↓______


|pag. 23|

27 december Celia Morre.
25 juli Femma filia (dochter van) Peregrini Morre.
24 juli Gerhardus dictus (genoemd) Morre.
9 oktober Grete Morre.
30 september Heyle Morre.
7 oktober Heyle uxor Wilhelmi Morre
17 maart Heyneman Morre.
9 september Johan Morre.
17 oktober Jutte uxor Wilhelmi Morre.
13 december Jutte Morre.
7 juli Cleis Morre.
12 december Lubbe Morre.
15 december Ludeken Pylgrim Morren sone.
21 oktober Margareta Morre.
30 september Mette Morren, Arnt van Urck oer sone.
21 oktober Mette Voerns uxor Wilhelmi Morre.
23 oktober Pilgrim Morre.
28 augustus Pilgrim Morre Gosensz.
23 augustus Rolant Morre.
14 april Wolter Morre et Alijt eius filia.

Morre’s in stedelijke functies.
K. Schilder, Van Raad tot Municipaliteit, deel 2 (Kampen, 1985).
Gerlof/Gerloch Morre raadslid 1331, 1336, 1350.
Willem Morre, als raadslid vermeld van 1360 tot 1390. Hij was in 1368 voogd op de Kamper vite in Schonen.
Johan Morre, opgeroepen gezworene van vóór 1373 tot ca. 1384. Hij was in 1376 hoofdman van het Horstespel.
Willem Randolfsz Morre, opgeroepen gezworene en hoofdman van het Broederespel omstreeks 1374.
Pelgrim Goosensz Morre, lid van de Gezworen Gemeente ca. 1387 tot 1400. Raadslid in 1403.
De functiejaren van latere stadsbestuurders uit de familie Morre staan bij hun vermeldingen in de genealogie.

Schepenmemorie.
het ledenregister van de Schepenmemorie werd aangelegd in 1311. Het lidmaatschap van deze memorie, die oorspronkelijk de “memorie van den ghelerde gesellen van den core” heette, was alleen weggelegd voor de leden van de Raad en aanzienlijke en geleerde Kampenaren.
Van de oudste inschrijvingen werden geen data genoteerd.
Fol. 8 Willem Morre Hermansz is overleden.
Fol. 8 Johan Morre is overleden.
Fol. 8 Pilgrym Morre is overleden.
Fol. 8v. Hermen Morre is overleden.
Fol. 9v. Pilgrim Morre Gosensz is overleden.
Fol. 11 Ludelof Morre is overleden.
Fol. 12 Willem Morre is overleden.
De inschrijvingen van de latere Morre’s zijn opgenomen in de genelogie.

______↓______


|pag. 24|

Don, De archieven der gemeente Kampen, deel I (Kampen, 1963).
Regesten van de charters.
R. 86, 25 september 1368, Willem Morre, voogd van Kampen op Schonen, krijgt van koning Albert van Denemarken een stuk land naast de vite van Kampen.
R. 148, 19 september 1397, Gherlacus Morre, clericus Traiectensis, geeft een vidimus van een privilege.
R. 191, 27 februari 1414, Alijt, de weduwe van Herman Gleuweken, en haar zoon Willem Morre Hermanssoen, verkopen aan Dirk Roever vier voeder velds op de Brink tegenover Grafhorst. Met de beschadigde zegels van Willem en Wolter Morre.

J. Don, De archieven der gemeente Kampen, deel II (Kampen, 1966).
Regesten van de charters.
R. 44, 29 juni 1389, Willem Morre als keurnoot bij de schout van Wilsum.
R. 80, 12 april 1398, Heyneman Morre en Goedscalck Rover kopen land in de Elst in Mastenbroek.
R. 148, 28 juli 1416, Alijt Herman Glauwekens weduwe en haar zoon Willem Morre geven twee huizen en erven in Grafhorst in tijns.
R. 149, 12 september 1416, Alijt, de weduwe van Herman Gleuweken, en haar zoon Willem Morre, verkopen aan de Heilig-Sacramentsmemorie een jaarlijkse rente.
R. 174, 3 februari 144, Heer Gerloch Morre, priester, schenkt een huis en hof tussen Nieuwstraat en Hofstraat om te bestemmen tot woning voor arme priesters en klerken. Heer Gerloch bediende het altaar van Sint-Barbara.
R. 300, 8 februari 1449, De weduwe van Geert Morre is belendster van een huis in de Nieuwstraat.
R. 403, 12 februari 1461, Huwelijksvoorwaarden tussen Johan Jacobssoen en Alijt Geert Morrendochter.
R. 428, 5 februari 1464, Geert Morre als gemachtigde van Reyner Hermanssoen en zijn vrouw Foyse.

Oud Archief Kampen inv. nr. 7, Het Collectorium 1364-1435.
Fol. 4. Ca. 1374-1375, De vrouw van Pelgrim Morre Goessenssoen legateert geld aan kerken en een gasthuis. Mocht zij erfgenamen krijgen dan moet het geld aan hen worden terugbetaald.
Fol. 11v, Willem Morre staat op een lijst van hen die een doodslag op Schonen afkochten.
Fol. 26, Ca. 1375, Pelgrim Morre leende geld aan de stad.
Fol. 26v, Ca. 1378, Willem Morre leende geld aan de stad.
Fol. 38, 1380, Pelgrim Morre had geld geleend aan de stad.
Fol. 38v, Ca. 1381, Willem Morre leende geld aan de stad.
Fol. 39v, 1382, Pelgrim Morre leende geld aan de stad.
Fol. A63, Genoemd wordt de poort bij de hof van Willem Morre.
Fol. 116v, 1374, De ambtman van de abdis van Essen moet voor het kapittel van Essen het jaarlijks verschuldigde morgengeld innen van haar oudhoevige landen in Mastenbroek. Het geld moet hen worden betaald in het hoekhuis van Pelgrim Morre, waar men ook het geld betaald dat men aan het kapittel verschuldigd is van de erven in Kampen.
Fol. 118v, 1383, Jutte Morre heeft de sleutel van een van de stadspoorten in beheer.
Fol. 122v, 1387, Johan Morre als bemiddelaar voor Johan van Buckhorst.
Fol. 127v, ca. 1380 Voor Egbert Morre 40 oude schilden betalen.
Fol. 127v, Willem Morre staat borg voor Willem Rant.

______↓______


|pag. 25|

Fol. 140, ca. 1380, Egbert Morre doet een oervede.

Oud Archief Kampen, inv. nr. 8 Digestum Vetus (Bewerkte uitgave).
Alijt Morre, Regest nr. 609, Zij heeft anno 1463 een lijfrente van 10 ponden ten laste van de stad Kampen.
Berent Morre, Regest nr. 313, ontvanger van de bieraccijns in 1462, R. nr. 336, provisor van het Buitenconvent anno 1462, R. nr. 345, ontvanger van de bieraccijns in 1463, R. nr. 461, vermelding zonder onderwerp in 1469, R. nr. 563, daagt Henrick Woltersz voor het gerecht, R. nr. 645, heeft een hof aan de Vloeddijk nabij de Zwanenpoort anno 1470, R. nr. 687, hij staat anno 1472 borg voor Berent Witte, met welke hij vroeger een Berger maatschap had.
Wijlen heer Gerlof Morre, R. nr. 224, anno 1460, met zijn huis en hof handelen volgens een eerdere bepaling, doch geld reserveren voor twee missen per week op het Sanct-Barbara-altaar.
Wijlen Heile Morre, Regest nr. 54, anno 1455, haar erfgenamen genoemd, R. nr. 82, anno 1455, haar erfgenamen genoemd, R. 584, anno 1453, de dienstmaagd van Heile Morre koopt een lijfrente.
Willem Morre, Regest nr. 488, anno 1470, tijdens een storm zou een deel van de lading dat toebehoorde aan Willem Morre, over boord worden geworpen.

F.C. Berkenvelder, Zwolse Regesten, 6 delen (Zwolle, 1980-1997).
Deel I (1350-1399).

R. 118, anno 1373, Enkele personen verklaren dat zij gezamenlijk aan Pelegrim Morre of zijn erfgenamen 30 oude schilden schuldig zijn.
R. 122, anno 1374, genoemd het huis van Pelgrym Morre te Kampen waar de ambtman van de abdis van Essen de aan dat klooster verschuldigde pachten moet ontvangen.
R. 357, anno 1392, Pelegrimus Morre, burger van Kampen, en andere burgers bekrachtigen een overeenkomst.
R. 557, anno 1399, De gebroeders Henric en Herman van Haersolte hebben een geschil met Pelegrim Morre over een stuk land in Mastenbroek.
R. 180, anno 1381, Willem Morre, schepen van Kampen.
R. 289, anno 1388, Gosen Ludekenssoene en Willem Morre van Kampen en anderen geven raad aan de bisschop.
R. 304, anno 1389, Willem Morre en Merten Kornmarck als gerichtslieden van de schout van Wilsum.

Deel II (1400-1425).
R. 1113, anno 1418, Wijlen Willam Morre had tevoren land in Mastenbroek in erfpacht uitgegeven.
R. 1290, anno 1425, De geestelijke Philippus Morre als getuige.

Deel III (1426-1450).
R. 1370, anno 1428, Beerte Morre Pelgrimsdochter verkoopt land in Mastenbroek.
R. 1449, anno 1432, Bette Morre (X Henrick ten Holte), Andries Morre en Coman Morre, kinderen van wijlen Evert More, verkopen land in Mastenbroek.
R. 1955, anno 1446, Huis van Coman Morre in de Zassingstrate als belending.

Deel IV (1451-1475)
R. 2110, anno 1451, Huis van Coman Morre in de Sassingstrate als belending.
R. 2273, anno 1456, Comen Morre en zijn vrouw Nelle verkopen een jaarlijkse rente, gaande uit hun huis in de Sassingstrate.
R. 2314, anno 1458, Coman Morre en zijn vrouw Nelle verkopen een jaarlijkse rente, gaande uit hun huis in de Sassingstrate.

______↓______


|pag. 26|

J. van Doornick, Tijdrekenkundig register op het oud provinciaal archief van Overijssel.
Zes delen, A-F.
Deel B.
– 1393 en 1394, Pelgrim Morre heeft onenigheid met de gebroeders Hendrik en Herman van Haersolte over 25 morgen land in Mastenbroek en over een bedrag van 1000 gulden.
– 1394, Genoemd de families Morre van Katenhorst en Morre van Marcelo.
Deel C.
– 1429, Johan Morre is keurnoot van de richter van Hasselt.
Deel D.
– 1484, Johan Roeper contra Hessel Morre.
– 1484, Hessel Morre is keurnoot van de richter van Hasselt.
Deel E.
– 1500, Willem Morre contra Goesen Klenckenberch hebben onenigheid over land in de Asschet.
– 1504, De bisschop houdt de kamerklaring op het slot te Vollenhove. Van Kampen zijn aanwezig Frederik Rijnvisch en Willem Morre.
– 1513, Ridderschap en Steden vergaderen met de bisschop. Van Kampen zijn aanwezig Willem Morre en Johan Kruse.
– 1518, Johan Morre als momber van Fenne Wessels, die beschuldigd wordt van het stelen van een fuik.
Deel F.
– 1380, Johan Morre, wordt inzake de erfenis van Coep Winnekens gedaagd door een aantal edelen.
– 1381, Johan Morre contra de erfgenamen van Coep Wynikenssoen.
– 1381, Johan van Morre contra Albert van Gemer. Hij eist 400 oud schilden.
– 1381, Johan Morre moet een oordeel wijzen in de klaring.
– 1381, Johan Morre wijst het oordeel.
– 1381, Johan Morre gedagvaard doch hij verscheen niet.
– 1381, Johan Morre en Lambert van der Vecht [zie foto].
– 1382, Wolter Stelling en Johan Morre zullen voor recht komen.
– 1382, aan Johan Morre’s goed in Mastenbroek wordt gepand.
– 1383, Herman van Haersolte neemt het eerste wasteken tegen Pelgrim Morre wegens 600 oude schilden.
– 1383, De zaak Van Haersolte contra Morre wordt uitgesteld.
– 1383, 1384, Johan Morre.
– 1384, Willem Morre als voogd van zijn vrouw treedt op als erfgenaam van Roderic van Putten.
– 1384, Pelgrim Morre contra Hermn van Haersolte en contra Henric van Haersolte.
– 1384, 1385 Willem Morre als getuige.
– 1385 Johan Morre neemt het eerste wasteken tegen Coman Gherijt wegens 100 oude schilden.
– 1385, Pelgrim Morre contra de Van Haersolte’s.
Willem Morre treedt op voor Johan Morre.
– 1386, Herman van Haersolte contra Pelgrim Morre.
– 1386, Pelgrim Morre contra Herman en Henric van Haersolte.
– 1386, Albert Morre procedeert wegens 500 oude schilden.
– 1386, Johan Morre bracht het eerste wasteken.
– 1388, Johan Morre in dezelfde zaak.

______↓______


|pag. 27|

1388 Willem Morre aanwezig met edelen bij klaring door de bisschop.

Kees Schilder, De topografie van Kampen in de 15ee eeuw (bewerking van RAK 53).
Regesten van de akten of aantekeningen.

Nr. 173, 10 januari 1443, Coman Morre en zijn vrouw Nelle, Henric ten Holte en zijn vrouw Bette en hun kinderen Evert en Griete verkopen met toedoen van de executeurs van het testament van wijlen Pelgrim Morre aan Johan van Holtsendehet gehele huis en erf in de Oudestrt dat aan Pelgrim heeft toebehoord en nog en hof tussen de Hofstraat en de Nieuwstraat.
Nr. 302, 3 september 1446, Genoemd een hof in de Hofstraat naast het huis van de erfgenamen van heer Geerlof More.
Nr. 356, 17 mei 1448, Genoemd een akker land aan de Vosberch naast het land van de erfgenamen van wijlen Gerloff Morre.
Nr. 168, 4 november 1442, Wolf Wolterssoen en zijn vrouw Hille, de dochter van Johan Bolle, zijn aan Heyle Morre 350 goudguldens schuldig.
Heyle Morre verklaart dat na haar dood deze som moet toevallen aan Johan Budel Aeltssoen en zijn kinderen.
Nr. 325, 18 april 1447, Heyle Moerre en de gebroeders Ludeken en Herman van Wilsem, mede optredende voor hun broeder en zuster, verkopen aan Gijse Baers een huis in de Oudestraat.
Nr. 384, 19 september 1449, Heyle Morre c.s. als belenders van een huis in de Oudestraat
Nr. 428, 20 maart 1451, Heyle Morre als belendster van een maat land bij de Broederweg.
Nr. 490, 3 februari 1453, Heyle Morre als belendster van huis op de Vloeddijk nabij de Morrenbrug.

E. de Jonge, B.J. van Enk, J.W. van Scherrenburg, G. Docter, De herengoederen op de Veluwe (Uitgave van de Vereniging Veluwse Geslachten, 5 delen, 1990-1995).
De Morre’s die in dit werk worden genoemd, behoren niet tot de Kamper familie Morre.

E.D. Eijken, Repertorium op de Overstichtse en Overijsselse leenprotocollen, 1379-1805 (Uitgave van het rijksarchief in Overijssel, 1995)
Leenakte nr. 1568, anno 1394, Pilgrijm Morre als belending van land in Mastenbroek.

Archief van het Groote (vroeger Heilige Geesten) en Voorster gasthuis in Deventer.
16 februari 1405, Macharius Coepssoen schenkt aan zijn vrouw Beerte Pelgrim Morrendochter tot medegave de helft van 28 morgen land in Mastenbroek. De andere helft behoudt hij zelf.
21 februari 1414, Macharius Coops verklaart dat hij geen recht heeft of aanspraak maakt op de nalatenschap van zijn vrouw Beerte.
14 september 1419, Seijne Macharijssoen zweert dat hij het erfdeel van zijn moeder Beerte Morre dat zij van haar ouders heeft geërfd en te Utrecht heeft afgestaan, voorlopig trouw bewaren zal.
11 juni 1422, Het Heilige-Geest- of Groote gasthuis in Deventer heeft Beerte, de dochter van Pelgrim Morre, voldaan van een som van 1400 rijnse guldens van de koop van 14 morgen land in Mastenbroek.
28 augustus 1428, Beerte Pelgrim Morrendochter verkoopt 5 morgen land in Mastenbroek aan het Heilige-Geest- of Groote Gasthuis in Deventer.

______↓______


|pag. 27|

Noten

Afkortingen.
OAK is Oud Archief Kampen (in J. Don, De archieven der gemeente Kampen, deel I (Kampen 1963).
RAK is Rechterlijk Archief Kampen, in Don deel I aanhangsel

De noten op pag. 28 t/m 33 zijn in de tekst opgenomen als zijnoten.
______________

  • Schilder, K. (2018). Genealogie van de oude Kamper familie Morre (15de eeuw – 18de eeuw) Kampen: Eigen beheer.
Category(s): Kampen
Tags: ,

Comments are closed.